Voer voor vandaag en morgen

10 juli 2025

BOF-BRAVO studiedag – 9 april 2025

In het Aviagen fokprogramma worden de kippen zowel op vleeskuiken- als vermeerderingskenmerken geselecteerd. Met als resultaat een continue toenemende genetische aanleg voor beide generaties. Voor moederdieren betekent dit een goede productie, bevruchting en uitkomsten. Voor vleeskuikens wordt er gestreefd naar een vlotte groei, goede voederconversie en veel borstvlees. Deze genetische eigenschappen worden aan de vleeskuikens doorgegeven via de moederdieren en de hanen. Dit betekent dat de ouderdieren deze genetische aanleg ook hebben, maar voor een goede opfok en productie is het van belang dat de kippen niet teveel borstvlees aanzetten. Optimale voeding speelt hier een belangrijke rol.

Energie voor onderhoud

Borstvlees bestaat uit eiwit en eiwit uit aminozuren. Voor de aanzet van borstvlees is het aminozuur Lysine het meest essentieel. Als er veel borstvlees wordt aangezet neemt de energiebehoefte voor onderhoud toe en blijft er tijdens de productie periode minder energie over voor eiproductie. Door opfokvoeders te gebruiken met een hogere verhouding energie tov verteerbaar Lysine wordt overmatig borstvlees aanzet voorkomen en de gewichtstoenname geoptimaliseerd. Het is namelijk wel belangrijk om voldoende energie op te nemen en een goede vetreserve op te bouwen. Deze vetreserve is nodig voor de productie, persistentie en vergroot de veerkracht van een koppel bij stress of ziektedruk. Voor een goede broedei productie is energie juist het meest essentieel.

Tijdens de productieperiode is 60 – 70% van de energie nodig voor onderhoud van het moederdier.

De energiebehoefte voor onderhoud wordt ook beinvloed door management factoren:

  • Als de temperatuur 1°C lager is, dan stijgt de energiebehoefte met 5 -6 kcal (dit komt overeen met de energie van 2 gram voer);
  • Bij 10% slechte bevedering stijgt de energiebehoefte met 7-8 kcal (energie van circa 3 gram voer);
  • Moederdieren die 100 gr te zwaar zijn, neemt de energiebehoefte met 6 kcal toe (energie van 2 gram voer);
  • Als moederdieren 100 gr teveel borstvlees ontwikkelen, dan is dit zelfs 9 kcal (energie van 3 gram voer).

Dit kan resulteren in een vicieuze cirkel:

Door te zorgen voor een uniforme, goed bevederde koppel, gegroeid volgens het gewichtsprofiel zonder overmatig borstvlees blijft de onderhoudsbehoefte voor energie beperkt. En blijft er meer energie over voor de eiproductie. Het is belangrijk dat de dieren de piek energiegift krijgen bij 60% dagproductie en dat dit voldoende lang doorgevoerd wordt. Na 30 weken moeten de hennen circa 20 gram per week groeien. Als de dieren te hard groeien, eerst overschakelen naar de volgende voerfase (met lager verteerbaar Lysine tov energie, zie Aviagen adviesnormen) voordat er voer wordt afgenomen. Want als er voer wordt afgenomen krijgen de dieren ook minder energie binnen; terwijl juist energie het meest essentieel is voor een goede eiproductie.

Verenkleed

Terwijl bortsvlees circa 23% eiwit bevat, bestaan veren zelfs voor ruim 90% uit eiwit. Maar het aandeel Lysine in veren is met 2% maar klein. Juist de andere aminozuren (eiwit) zijn van groot belang voor een goede bevedering.

Als de dieren toch teveel verteerbaar Lysine krijgen zullen ze door hun genetische aanleg dit gebruiken om borstvlees aan te zetten; ze nemen hierbij de andere aminozuren nodig voor vleesaanzet mee. Dit betekent dat er minder aminozuren beschikbaar zijn voor de bevedering. Daarom is het belangrijk dat metname de opfokvoeders ruim voldoende eiwit tov verteerbaar Lysine bevatten.

Dit ondersteunt ook de ontwikkeling van de pezen waardoor het risico op uitval door afgescheurde hakpees in de productieperiode kleiner is.

‘Mannen’ extra aandacht

Hoewel er minder hanen dan hennen op het bedrijf aanwezig zijn is het enorm belangrijk dat deze ‘mannen’ minstens zoveel aandacht krijgen. Hanen starten aan het begin van de opfokperiode wat langzamer dan de hennen. Een goede begingroei is juist belangrijk voor het ontwikkelen van het skelet en pezen zodat er minder pootproblemen ontstaan. Door extra startvoer of een Pre-starter te geven en eventueel de uren licht bij de hanen langzamer af te bouwen wordt de begingroei gestimuleerd.

Tijdens de productieperiode hebben de hanen een andere behoefte dan hennen, daarom wordt er een apart hanenvoer geadviseerd. Hiermee wordt overtollig borstvlees aanzet voorkomen en hebben de hanen voldoende energie voor het paringsgedrag.

Kippen kunnen niet rekenen

In de praktijk worden voeders met verschillende energie, eiwit en aminozuurgehaltes gebruikt. De verhouding tussen energie en verteerbaar Lysine enerzijds en eiwit anderzijds is belangrijker dan het absolute niveau. Voor ouderdieren is de dagelijkse nutrient opname het enige wat telt. Dit wordt berekend door het nutrient gehalte in het voer te vermenigvuldigen met de voeropname in grammen. Het is belangrijk dat dit is afgestemd op de dagelijkse behoefte.

Conclusie

Opfok is de basis voor een uniforme koppel. Beperk verteerbaar Lysine om overmatig borstvlees te voorkomen. Zorg voor genoeg energie opname om vetreserves op te bouwen en voldoende eiwit om pezen en bevedering te ondersteunen. Zorg tijdens de productieperiode voor een ruime energie opname voor een goede productie en persistentie.