De belangrijkste wormsoorten in de pluimveesector zijn de grote spoelworm (Ascaridia galli), kleine spoelworm (Heterakis gallinarum), grote lintworm (Raillietina spp.) en, bij (opfok-)vleeskuikenouderdieren minder vaak voorkomend, de haarworm (Capillaria spp.).
Directe levenscyclus
- Niet infectieuze worm eitjes worden uitgescheiden in de mest;
- Na enkele weken ontwikkelt in het eitje een larve;
- Kip neemt eitjes (larve) op uit de mest;
- Larven komen vrij in het maag-darmstelsel;
- Groeien uit tot volwassen mannelijke en vrouwelijke wormen;
- Vrouwelijke worm produceert eitjes die uitgescheiden worden in de mest.
Spoelwormen hebben een directe levenscyclus. Tussengastheren zijn niet noodzakelijk voor de levenscyclus. Regenwormen of vliegen bijvoorbeeld kunnen wel als vector (“transporteur”) optreden en eitjes van spoelwormen bij zich dragen.
Indirecte levenscyclus
De indirecte cyclus verloopt vrijwel identiek als de directe cyclus met enige verschil dat er voor het ontwikkelen van een larve in het eitje een tussengastheer (bijvoorbeeld een vlieg, kever of mier) nodig is. Het wormeitje ontwikkelt zich in de tussengastheer tot een larve die door de kip opgenomen wordt. Lintwormen zijn de belangrijkste soort met een indirecte levenscyclus.
Impact van de wormbesmetting
Wormbesmettingen hebben meestal een chronisch verloop met vage algemene symptomen zoals slechte conditie, groeivertraging en bleke kammen. Wormen veroorzaken op verschillende manieren schade:
- Beschadiging van darmen en andere organen;
- In competitie gaan met de kip voor voedingstoffen aanwezig in de darm;
- Overdragen van ziekte;
- Vergemakkelijken van secundaire infecties.
De vier meest voorkomende wormsoorten zijn niet allemaal even schadelijk. De schadelijkheid is grotendeels afhankelijk van de mate waarin de worm het darmslijmvlies beschadigt. Haarwormen geven de meeste schade aan het darmslijmvlies.
De volwassen wormsoorten voeden zich met de darminhoud van de kip. Op die manier treedt de worm in competitie met de kip voor de binnengekomen voeding. Dit is ook het geval voor de larven van de grote en kleine spoelworm en haarwormen. Wat haarwormen extra schadelijk maakt, is dat ze zich niet enkel met darminhoud voeden, maar ook met bloed. In of op wormen kunnen ziekteverwekkers aanwezig zijn. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de kleine spoelworm die Histomonas (Blackhead) kan overdragen.
Van de grote spoelworm is aangetoond dat hij de weerstand van de kip kan verminderen. Hierdoor kunnen andere ziekteverwekkers, zoals bacteriën (b.v. Salmonella) en virussen, makkelijker overgedragen worden en aanslaan en meer schade veroorzaken.
Preventie
Voor de preventie zijn de volgende zaken essentieel:
- Een gezonde kip met een goede afweer en een evenwichtige darmflora kan een wormbesmetting beter onder controle houden.
- Probeer mest/strooisel zo droog mogelijk te houden. Daarmee ontwikkelen wormeitjes zich trager.
- Bestrijd tussengastheren (vliegen en tempexkevers) bij het voorkomen van wormen met een indirecte cyclus (lintwormen).
Bestrijding
Is er eenmaal een wormbesmetting in de stal aanwezig, dan is het zeer lastig om daar weer vanaf te komen. Worm eitjes kunnen onder gunstige omstandigheden zeer lang overleven en besmettelijk blijven. Om bij de start van een koppel de wormdruk zo laag mogelijk te krijgen kan er een thermokill behandeling overwogen worden. Bij temperaturen boven de 45 graden overleven de worm eieren/ larven niet.
Ook de tussengastheren (met name tempexkevers) die een rol spelen bij lintworminfecties zijn vaak lastig volledig weg te krijgen uit een stal. Behandeling van kevers tijdens de ronde en aan het einde van de ronde, nog voordat de mest wordt weg geladen, verdient aanbeveling.
Veel spoelen tijdens de schoonmaak, het gebruik van warm water en een reinigingsmiddel/ontvetter zijn andere aanbevelingen. De meeste ontsmettingsmiddelen hebben géén effect op wormeieren. Ammoniak en kresolen vormen een uitzondering. Uitdrogen van wormeieren door tijdens de leegstand vloeren te behandelen met kalk (eventueel in combinatie met ammoniak) en zout is ook een optie.
Het blijkt in de praktijk dat bij een hoge wormdruk al bij de minimale prepatent periode (periode van opname van wormeieren tot uitscheiding van wormeieren door de kip) er al weer wormen gevonden kunnen worden. Vandaar dat het vroeger regelmatig gehanteerde schema van om de 7 weken ontwormen in veel stallen niet meer afdoende is en dat er na een tussenperiode van 4 weken al weer ontwormd moet worden om de druk te verlagen. Voor wormsoorten met een nog kortere prepatent periode (bijvoorbeeld haarworm) kan dat nog sneller noodzakelijk zijn. Overleg met de dierenarts welke wormmiddelen en op welke manier deze ingezet moeten worden tegen de op uw bedrijf aanwezige wormen.